Vóór 1923
De geschiedenis van de bootverbindingen tussen Zijpe (haventje bij Bruinisse) en Anna Jacobapolder is nauw verbonden met de ‘groei’ van het oude Sint Philipsland door inpolderingen en de daarmee gepaard gaande veranderingen van de waterstromen. Ook damaanleg speelde een grote rol. Kon het water van eb en vloed aanvankelijk meerdere wegen kiezen rondom Sint Philipsland, uiteindelijk moest alle water zich door het Zijpe persen, waardoor dit van een rustig vaarwater veranderde in een diep uitgeslepen, veel smaller, snel stromend en soms ook gevaarlijk getijdewater. Twee kaarten tonen de situatie, één van 1645 en één van 1964 (bron: Wilderom, Tussen Afsluitdammen en Deltadijken II: Noord Zeeland)..
En al die eeuwen zal er tussen de eilanden wel ongeregeld vaarverkeer zijn geweest, al was dit pas vanaf 1847 in de vorm van een echt ‘overzetveer’, verbonden aan een in laatste instantie door de koning (Willem 1) verleend ‘veerrecht’. Net als tolrechten, die ook nog volop bestonden in de 19e eeuw, was een overzetrecht eigenlijk nog een overblijfsel uit de feodale tijd.
Vanaf 1900 onderhield de Rotterdamse Tramweg Maatschappij (RTM) met het stoomschip ‘Zijpe’ een verbinding over het Zijpe tussen het haventje Zijpe en Anna Jacobapolder, als een van de schakels in het tramnet over de Zuid Hollandse en Zeeuwse eilanden en West Brabant.
Hieronder een aankondiging van een wetsontwerp (dit ging via de Tweede Kamer!) voor aanleg van twee tramlijnen. We hebben geen foto’s van deze vroegste tramlijnen; de eerste die we hebben dateert van de dertiger jaren (zie hoofdstukje 1923-1940).
In 1916 verschijnen, in ons verhaal, de gebroeders Maas en hun zwager Westbroek ten tonele, toen zij het overzetrecht konden pachten voor de verbindingen tussen Duiveland (haventje Zijpe bij Bruinisse), Sint Philipsland en Overflakkee. Met hun kleine motorbootje (afwisselend betiteld als motorbootje van Hoek, Pufpuf of als het klompje van Maas en Westbroek) zorgden zij voor vervoer op verzoek voor voetgangers en fietsers. We zouden dat vandaag de dag een watertaxi noemen! Zij waren van jongsaf vertrouwd met het water: hun vader Jannis was ‘dijkbaas’ en zijzelf ‘dijkknechts’.
Toen, in 1923, de Maria met schippers Cornelis en Jacob Maas in de vaart kwam, was er dus al een jarenlange voorgeschiedenis!
Hieronder een stukje van de stamboom, die de namen van het scheepje Maria en van het latere scheepje Jannis verklaart.